|
Second opinion voor Vlaamse KNO-arts
Voor een Vlaamse KNO-arts is nagegaan of het door de Vlaamse zorgautoriteit aan hem opgelegde bedrag van € 62.000,- vanwege het te vaak uitvoeren van bepaalde
dure behandelingen (twee typen), kan worden aangevochten op statistische gronden. Daarom is door Statisticor een second opinion uitgevoerd op de methodiek. De
aanknopingspunten voor kritiek zijn in drie punten aangegeven.
Vergelijking percentages behandelingen
Door de autoriteit is gesteld dat het percentage uitgevoerde behandelingen van de desbetreffende praktijk veel hoger is dan die van andere praktijken uit de buurt. De
conclusie die getrokken kan worden uit de wijze waarop deze vergelijking is gemaakt, heeft Statistiscor als volgt verwoord. Als de desbetreffende praktijk als vergelijkbaar
kan worden beschouwd met de KNO-praktijken in de buurt, is het verschil in percentage dermate groot dat dit niet op
toeval berust. Als dit verschil zou moeten worden verklaard uit de onvergelijkbaarheid van de praktijken, dan dienen de argumenten/factoren wel zeer sterk te zijn,
om het grote verschil in percentage te kunnen wegverklaren. In het kort: de autoriteit heeft zeer waarschijnlijk gelijk wat betreft het (extreem) hoge percentage
behandelingen.
Vaststellen percentage onnodige dure behandelingen
Om het percentage onnodige dure behandelingen te schatten dat door desbetreffende praktijk is uitgevoerd, zijn door de Vlaamse autoriteit twee systematische steekproeven
van 20 dossiers getrokken uit de administratie van alle behandelingen (uitgesplitst naar de twee soorten behandelingen). Hieruit is het percentage geschat dat volgens geldende
maatstaven 'onnodig' was. Vervolgens is dit percentage geëxtrapoleerd naar de gehele praktijk om zodoende vast te stellen hoeveel geld teruggevorderd diende te worden.
Systematische steekproef vermijden
Een eerste aanknopingspunt voor kritiek is de wijze van steekproeftrekken. Een systematische steekproef dient altijd vermeden te worden, omdat dit ruimte laat voor een verkeerde
schatting die het gevolg is van een bepaalde systematiek in de administratie. Het is echter niet te verwachten dat dat het geval is, maar slim is het niet; eenvoudig kan een
échte random steekproef getrokken worden.
Onderschatting van de grote onzekerheid van het geschatte percentage
Door tweemaal een steekproef van 20 dossiers te nemen om een percentage te schatten, levert een erg onzekere schatting op. Het gevonden percentage lag op 60%, maar kan puur en
alleen door het feit dat het een steekproef is i.p.v. integrale waarneming, 20%-punten hoger of lager liggen, dus kan liggen tussen 40% en 80%. Dat lijkt me, als het gaat
om het terugvorderen van grote bedragen geld, een te grote onzekerheidsmarge. Om dit te bepalen, is gebruikgemaakt van het Wilson-betrouwbaarheidsinterval met
eindigheidscorrectie. Aangezien de autoriteit dient te 'bewijzen' dat er te veel behandelingen zijn geweest, is een aanknopingspunt ter verdediging, dat het dus ook best goed
mogelijk is, dat het werkelijke percentage veel lager ligt dan 60%, maar wel meer dan 40%. Als door de autoriteit vooraf een berekening was gedaan, zou waarschijnlijk een grotere
steekproef zijn getrokken, die dan ook uitmondt in de door hen gewenste onzekerheid.
Vaststellen terug te betalen bedrag
Bij beide steekproeven zijn de betrouwbaarheidsintervallen van de geschatte percentages bepaald. Deze zijn geëxtrapoleerd naar totale bedragen. Echter, om voor
het totale terug te betalen bedrag een interval te bepalen, kunnen beide afzonderlijke intervallen niet simpelweg worden opgeteld. Hier moet een kleine omweg van de
standaarddeviaties worden bewandeld. Deze zijn van beide verdelingen eenvoudig te schatten. De SD van de optelsom is dan te berekenen door de wortel te nemen uit
de optelsom van de kwadraten van de afzonderlijke standaarddeviaties. Vervolgens kan dan het betrouwbaarheidsinterval voor de optelsom van € 62.000,- worden
verkregen en blijkt gelijk te zijn aan [€ 47.000; € 78.000], een breedte van zo'n € 30.000.
Conclusie: Als door de autoriteit bewezen moet worden, dat er te veel dure behandelingen zijn uitgevoerd en de autoriteit doet weinig moeite om tot een betrouwbare
schatting te komen, is dus slechts bewezen dat de praktijk € 47.000,- te veel heeft uitgegeven. De praktijk kan op grond van statistische overwegingen dus aanvoeren
dat het bewezen terug te vorderen bedrag aanzienlijk lager ligt dan € 62.000,-. Anders gezegd: met deze eenvoudige berekening is dus € 15.000,-
uitgespaard. Nog anders gezegd: met een iets grotere investering van een iets grotere steekproef, had de autoriteit waarschijnlijk kunnen aantonen dat er meer geld
teruggevorderd had kunnen worden. Een berekening vooraf had dan veel geld opgeleverd.
|
⇦ vorige volgende⇨
|
|