|
Onderzoeksdesign
Gerandomiseerde, experimentele studies en observationele studies
Als je geïnteresseerd bent in de vraag welke van twee behandelingen of geneesmiddelen het beste werkt, zijn er grofweg
twee manieren om dat te onderzoeken: experimenteel en observationeel. Bij een experiment heeft de onderzoeker
controle over wie welke behandeling krijgt. Vaak zal de onderzoeker dat door het toeval laten bepalen (randomiseren),
zodat er gemiddeld genomen geen andere factoren van invloed zijn op de relatie tussen behandeling en uitkomst. Dit houdt in dat
de behandelingsgroepen gemiddeld genomen 'gelijk' zijn en dus een directe relatie kan worden gelegd tussen behandeling en
uitkomst. Deze manier van onderzoek is over het algemeen geaccepteerd als de beste methode om het effect van een behandeling of
geneesmiddel vast te stellen. Deze studies worden ook wel gerandomiseerde studies of in de medische wereld, 'randomized
controlled trials' (RCT) of 'clinical trials' genoemd.
Observationele studies en confounding
Bij een observationele studie heeft de onderzoeker geen invloed op het toewijzen van behandelingen aan de personen
in het onderzoek. Het directe gevolg hiervan is dat de behandelingsgroepen niet alleen 'behandeling' als verschil hebben, maar
ook op andere kenmerken zullen verschillen. Hierdoor is het veel lastiger om het directe effect van de behandeling te
bepalen, met name als deze kenmerken ook invloed hebben op de uitkomst (prognostische factoren). Bijvoorbeeld: behandeling
A wordt vaker aan jongeren gegeven en behandeling B wat vaker aan ouderen. Als blijkt dat behandeling A over het geheel beter
werkt, hoeft dat niet alleen aan de behandeling te liggen, maar kan dat ook komen doordat jongeren over het algemeen gezonder
zijn dan ouderen. In zo'n geval is het effect van de behandeling op de uitkomst verstrengeld of verward met het
effect van leeftijd op de uitkomst. De Engelse term hiervoor is confounding.
Belang van observationele studies
Ondanks de verstrengeling of verwarring met mogelijke andere factoren, kunnen observationele studies van
grote waarde zijn om het effect van een behandeling of van een bepaalde blootstellingsfactor te schatten, zeker als
een experimentele studie niet mogelijk, wenselijk of onethisch is. Dit is bijvoorbeeld bij de lange-termijneffecten van
medicijnen of bij patïenten die bij de experimentele studies zijn uitgesloten van deelname. Als observationele studies inderdaad
gebruikt worden om het effect van een behandeling of blootstelling (exposure) te schatten, zal de belangrijkste aandacht moeten
uitgaan naar het ontwarren van het behandelingseffect en de effecten van verstorende factoren. Hiervoor zijn
verschillende correctiemethoden (methoden om voor confounding
te corrigeren) beschikbaar.
Methoden om voor confounding te corrigeren
Allereerst zijn dat methoden die bij het design kunnen worden toegepast, zoals matching, stratificatie en restrictie. Als de
data eenmaal verzameld is, kan door opname van mogelijke verstorende factoren (confounders) in bijv. een lineaire
regressie-analyse voor het effect ervan op het behandelingseffect, worden gecorrigeerd. Daarnaast bestaan er meer
gespecialiseerde statistische methoden, waarvan propensity scores en instrumentele variabelen de meest bruikbare methoden
zijn. Een recent proefschrift getiteld
'Methods to adjust for confounding' kunt u hier downloaden.
Typen observationele studies
Er zijn vele typen observationele onderzoeksdesigns zoals bijv. (nested) case-control studie, cohort-studie,longitudinale
studies.
|
|